October 2nd, 2019
Er komen meer beestjes aan waar we last van krijgen. Mensen met problemen aan de luchtwegen zullen in de zomer vaker naar adem snakken. Wie gevoelig is voor allergieën, krijgt over langere periodes klachten. Door hitte moeten mensen oppassen met bepaalde medicijnen en zorgvuldiger omgaan met voedsel. Meer mensen zullen sterven, vooral kwetsbare mensen. Maar ook het risico op een wereldwijde infectieziekte wordt groter en die kan ons allemaal treffen.
Dit is geen bangmakerij, maar de werkelijkheid, weet prof. Pim Martens, milieugezondheidsdeskundige aan de Universiteit van Maastricht. Samen met onderzoekers van de universiteit Wageningen en het RIVM, schreef hij mee aan de Kennisagenda Klimaat en Gezondheid. Daarin pleiten wetenschappers voor meer samenhangend onderzoek en meer aandacht voor de effecten van maatregelen. Want overal gebeurt wat, maar de samenhang is vaak ver te zoeken. Simpel voorbeeld: Meer groen in de stad betekent ook meer teken. Staan we daar bij stil of laten we ons verrassen?
Geen interesse
De snelheid waarmee het klimaat verandert, is groot. Voor een aantal planten en dieren gaat het veel te snel. En de mens? Voor het eerst in zijn leven heeft Martens deze zomer zijn tuin gesproeid. In de kelder staat sinds enkele jaren een pomp paraat om bij wateroverlast de kelder leeg te pompen. De mens past zich aan, maar het gaat altijd ten koste van wat anders, zegt Martens. En dáár moeten we over nadenken, vindt hij. Dat gebeurt in zijn ogen veel te weinig. Ook in het klimaatakkoord komt gezondheid maar ‘matig’ voor. ‘’Dat verbaast me. Het gaat ons allemaal direct aan.’’
Martens doet onderzoek naar de effecten van de klimaatverandering op onze gezondheid. Geen onderzoeksgebied waar veel mensen aan werken. Ruim twintig jaar geleden is hij gepromoveerd op klimaat en gezondheid. Het was een nog onontgonnen gebied. ‘’Hooguit vijf mensen in de wereld waren er mee bezig’’. Martens boog zich toen vooral over infectieziekten in Afrika, waarvoor hij computersimulatiemodellen maakte. ‘’Er was totaal geen interesse voor in Nederland. Daarvoor was het allemaal te ver weg. In 2000 reageerden mensen laatdunkend op berichten over de blauwtongziekte, maar enkele jaren later was het zover. De komst van de tijgermug is in de jaren negentig ook al aangekondigd.’’
Ziektes
Niet dat hij en zijn vakgenoten alles hebben voorzien. De reuzenteek zagen ze niet aankomen en de opmars van de eikenprocessierups evenmin. Niettemin is zijn werk soms ‘een beetje frustrerend’. Lange tijd ging alle aandacht uit naar de betekenis van klimaatverandering op de zeespiegel en de landbouw. Naarmate infectieziekten (zoals Q-koorts) dichterbij kwamen, groeide de belangstelling voor de effecten op de gezondheid, maar er wordt volgens Martens nog steeds veel te weinig nagedacht. Een voorbeeld. ‘’Omdat we naast droogte ook wateroverlast verwachten door korte heftige periodes van regen, zijn er veel waterbuffers aangelegd om water vast te houden. Daar komen allerlei insecten op af en die kunnen verspreiders zijn van ziekten. Daar wordt niet over nagedacht.’’
Risico’s groter
Het is niet enkel de klimaatverandering die ons welbevinden raakt, het is een combinatie van factoren die op elkaar inspelen: het wordt warmer én we vliegen meer, én we hebben héél veel varkens, geiten en kippen in stallen gestopt én er zijn muggen, vogels en wilde zwijnen die een infectie kunnen verspreiden. Het risico op een uitbraak van het één of ander wordt daarmee steeds groter. ‘’Als er een grote epidemie uitbreekt, zou je het luchtverkeer in de hele wereld moeten stilleggen.’’
Martens ziet te veel symptoombestrijding in Nederland. Wateroverlast? Buffers aanleggen. Een opmars van de eikenprocessierups? Bomen kappen! Jeuk? Neem een pilletje. ‘’Mensen willen er meteen vanaf. Met jeuk begrijp ik dat. Maar kap niet meteen eikenbomen maar probeer het evenwicht te herstellen. Bijvoorbeeld door koolmezen aan te trekken die de rupsen eten. Redeneer bij maatregelen vanuit het ecosysteem, dan ben je integraal bezig.’’
Er is volgens hem meer voorlichting nodig voor burgers, zodat die flexibel leren omgaan met de veranderingen. Zeker ook in Limburg, die als meest zuidelijke provincie vaak als eerste heeft te maken met ‘nieuwe’ dieren.
Dwarsverbanden
Martens pleit voor meer samenhang en creativiteit. Die komen niet goed van de grond als de klimaatverandering alleen vanuit disciplines wordt benaderd. Specialisten zijn heel belangrijk en broodnodig, maar daarnaast zijn er generalisten nodig die dwarsverbanden zien. ‘’Ik moest indertijd ook leuren met mijn onderzoek. Het ministerie van Milieu zei dat het thuishoorde bij Volksgezondheid, maar dat verwees mij weer terug naar Milieu.’’
Er lijkt hoop. Martens doceerde afgelopen schooljaar samen met zijn collega Maud Huynen voor het eerst het vak klimaatverandering. Honderdtwintig studenten schreven zich in. Volgeboekt.