30 jaar geleden begon ik aan mijn promotieonderzoek over de gevolgen van klimaatverandering op onze gezondheid. Met een integraal klimaat- en gezondheidsmodel, MIASMA, berekende ik de gevolgen van klimaatverandering op infectieziekten en de sterfte ten gevolge van hittestress. Later, als hoogleraar, begeleidde ik promovendi die keken naar de effecten van klimaatverandering op toerisme en op onze rivieren. Met andere Europese Universiteiten modelleerden we in het begin van deze eeuw de verspreiding van dierenziekten, zoals blauwtong bij schapen. Op veel van onze projecties werden cynisch gereageerd (net zoals op onze projectie (van jaren terug) dat een volgende pandemie weleens een zoönose kon zijn (wij noemden het toen ‘panic virus’)). Helaas zijn de meeste voorspelling uitgekomen. In de toekomst zal het verlies van biodiversiteit nog grotere effecten met zich meebrengen. Daarom wordt het nu tijd om die modellen te gaan weerleggen. Niet door de wetenschap te ontkennen, maar door het Antropoceen achter ons te laten. Met voldoende daadkracht en creativiteit kunnen we nog veel ten goede veranderen. Laten we hopen dat deze voorspelling ook uitkomt.
PhD-candidate and post-docClimate change health impacts, vulnerability and opportunities
We are looking for an enthusiastic PhD and post-doc researcher on healthy climate adaptation.
Healthy climate adaptation is a key prerequisite for achieving a natural and vital rural environment. Addressing the physical and mental health impacts of climate change in rural areas requires a system-based approach that accounts for the fact that these impacts are mediated by changes in population, agriculture, nature and biodiversity. Vulnerability is a function of the extent to which individuals/populations are sensitive to direct and indirect climate change impacts and of the capacity of the population, agriculture, nature and biodiversity to adapt in a healthy way to new climate conditions. Human population vulnerability is highly dependent on socio-economic, demographic and technical context, while vulnerability of agriculture, nature and biodiversity are mostly determined by local conditions, such as (extreme) weather conditions, nutrients and water availability.
To date, however, there is relatively little (empirical) knowledge on the vulnerability of human health to climate change and adaptation measures within this broader web of demographic, socio-economic, technical, nature, biodiversity and agricultural developments. Using a system perspective, we will explore how climate impacts and adaptation measures will affect human health and its interrelations with agriculture, nature and biodiversity. In doing so, we will identify the most important challenges for future health and well-being in each of the selected rural regions. For the human population we will explore future climate scenarios, accounting for possible trends in risk factors, and identify at-risk groups within the selected regions in support of rural climate adaptation measures.
The PhD and post-doc will work closely together to:
Develop an integrated health impact assessment protocol for, and gain insight in (health) consequences of climate change for people and their living environment in the three selected rural regions, including a description of vulnerable groups in these regions.
Gain insight in mechanisms of climate adaptation measures and interrelations between different transition tasks related to different sectors (health, agriculture, biodiversity) by developing a theoretical framework between healthy climate adaptation measures and potential impacts.
Develop practical guidelines for incorporation of these health considerations and vulnerabilities in decision making, to be used on a regional rural level.
The post-doc will be co-responsible for project leadership.
Both PhD and post-doc projects are embedded within the larger transdisciplinary NWO funded MANTRA project (CliMate AdaptatioN for HealTy Rural Areas ). MANTRA aims to develop an innovative system approach that integrates rural priorities for climate change with health risks and opportunities for local communities. It will co-create data, assessments, measures and interventions for healthy climate adaptation in 3 rural living labs. The MANTRA projects involves different disciplines (health, climate, ecology, governance) and various actors such as universities, applied science institutes, assessment agencies, organizations for societal issues and citizen participation, health organizations and various regional stakeholders.
The candidates will be based at Maastricht University College, Venlo, The Netherlands. The supervisor-team will be led by Prof. Pim Martens
Who are you?
We are looking for candidates who:
have a master’s degree (or is near completion of a master program) for the PhD position / have a PhD degree (or is near completion of a PhD for the post-doc position) in the field of Public Health, Sustainability or Environmental Sciences, Interdisciplinary Science, or another relevant field;
has affinity with climate adaptation and health issues;
the PhD likes to engage in transdisciplinary research, collaborating with both scientists from across disciplines and societal actors; the post-doc should have experience in participatory research and co-creation processes.
is able to perform tasks independently and in teams, has good organization, communication and writing skills, and is fluent in both English and Dutch (For this position your command of the English language is expected to be at C1 level).
Do you want more information? For more information about this position, please visit Academic Transfer via these links for the PhD-position and postdoc-position.
“It’s difficult to have a relationship with a family member if you are killing 71 billion of them every year.” Tijd om eens wat beter te luisteren naar niet-westerse culturen, dachten we. Hoe anders is hun verhouding tot dieren en de natuur? Hoe kijken zij tegen de westerse manier van leven aan? En wat kunnen we van hen leren over een duurzame toekomst, zonder te vervallen in valse romantiek?
Hoogleraar duurzame ontwikkeling Pim Martens week af van wetenschappelijk gebaande paden en sprak vertegenwoordigers van inheemse volken uit Midden-Amerika en Afrika, stamoudsten, religieuze leiders en een Groenlandse sjamaan. Via deze link zijn de interviews te zien.
Dieren en planten zien zij niet los van mensen, maar al het leven is onderdeel van een wederzijds afhankelijk web:
“In our tradition we call the animal world the swimming ones, the crawling ones, the walking ones and the flying ones. One cannot exist without the other.”
Dieren doodslaan omdat ze even in de weg zitten, laat staan het industrieel kweken en slachten van dieren is onbegrijpelijk voor ze. En ook het disrespect dat blijkt uit ontbossing en de bioindustrie is voor hun iets wat ze totaal niet snappen.
“In Europe, we don’t see the animals. If we see it, we scare it away. We need the animal world but we are at such a big distance now.”
(Let ook op hoe zij over ons praten in de wij-vorm.)
Maar ze zijn opvallend genoeg nooit vegetarisch. Ze eten vlees, want we zijn onderdeel van het ecosysteem, en daar mag je dus ook van nemen wat je nodig hebt. Maar wel pas nadat je het levende wezen dat je doodt bedankt, en om vergeving vraagt.
Deze mensen verbazen zich over behoorlijk wat aspecten van onze cultuur, maar volgens Pim toch vooral over het feit dat we consequent méér gebruiken dan we nodig hebben. En dat we niet wat meer in contact staan met de rest van de levende wereld juist omdat wij daar zélf ook beter van worden.
“They have another power, the power of the senses. Much more strongly than we. We can communicate with these animals.”
In onze podcast laten we zijn gesprekken met deze mensen horen, indrukwekkend hun stemmen zelf te horen vind ik. Hoe verenigen we hun opvattingen met de onze? Hoe is de huidige levensstandaard te rijmen met zulke ideeën over de natuur?
Tekst door Maurice Timmerman, gepubliceerd in de Observant
Kun je als wetenschapper tegelijk een activist zijn? Komt je onafhankelijkheid dan niet in het geding? En wat als je met je wetenschappelijke bevindingen andere activisten tegen de haren in strijkt en je inbox volstroomt met haatmails?
Het zijn vragen die afgelopen dinsdag aan bod kwamen tijdens een online UM-symposium, op touw gezet door het Platform voor Onderzoeksethiek en Integriteit en het Platform for Community-Engaged Research.
Recordings of a livestream discussion about the tension between activism and academic research.
Een van de drie panelleden, onderzoeker Astrid Offermans, vindt dat academici bij hun leest moeten blijven. “We moeten betrouwbare kennis leveren, waarbij we ons onafhankelijk opstellen en open staan voor andere perspectieven. Dat doen activisten niet. Het gevaar is dat activistische wetenschappers aandacht belangrijker vinden dan methodologische zuiverheid, dat ze willen overtuigen in plaats van analyseren, een sexy verhaal voor het voetlicht brengen in plaats van de eerlijke, saaie waarheid.
Jane Goodall
De andere twee panelleden zijn het daar niet mee eens. Pim Martens, hoogleraar duurzame ontwikkeling, noemt zichzelf een ‘scientivist’. “Dat is een publieke intellectueel, denk aan Einstein, die het als een morele verplichting ziet om zich als burger in te zetten voor een betere wereld. Of Jane Goodall die haar leven lang chimpansees bestudeerde en het later opnam voor deze dieren, die benadrukte dat ze net als mensen een emotioneel leven hebben, met waardevolle relaties.”
Wetenschappers twijfelen voortdurend, doet Martens dat ook als activist, vraagt spreekstalmeester Teun Dekker, hoogleraar filosofie aan het University College.
Zeker, zegt de duurzaamheidsprof. “Ik vraag me weleens af of ik met een mars moet meelopen, of ik blogs over een onderwerp moet publiceren. De grens tussen wetenschap en activisme is soms delicaat.
Farmaceut
Het derde panellid, Maurice Zeegers, hoogleraar epidemiologie, schaart zich achter Martens. “Ik zou haast willen zeggen: alle activisten zouden wetenschappers moeten zijn. Zoeken naar waarheid, zoals Offermans dat benadrukte, gaat goed samen met engagement, maar ook met onderzoek voor het bedrijfsleven. Ik werk op dit moment samen met een advocatenkantoor dat een zaak aanspant tegen een farmaceut.”
Dekker: “Hoe leg je uit dat je wel hun geld accepteert, maar niet per se zegt wat ze willen horen?”
Zeegers: “De bedrijven waar ik voor werk, willen juist die wetenschappelijke conclusie horen, ook als het ze niet uitkomt. Die integriteit is wat wetenschap waardevol maakt.
Gestalkt
Wat als je als ‘scientivist’ te maken krijgt met groepen die je wetenschappelijke conclusies van tafel vegen, vraagt iemand uit de ‘zaal’? “De nachtmerrie van elke wetenschapper”, zegt Dekker , “dat je tienduizend e-mails op je dak krijgt, die niet allemaal even prettig zijn.”
Toch deelt ook Zeegers zijn resultaten op sociale media. “Het is belangrijk om met je poten in de modder te staan, om te begrijpen wat er speelt in de samenleving. En ja, bevindingen die mensen tegen de haren in strijken, moet je ook plaatsen. Als ze maar wetenschappelijk aan de eisen voldoen.”
Martens: “Je hebt niet alles in de hand. Soms verstuur je een tweet, net iets te snel, en dan blijkt dat die een eigen leven gaat leiden. Maar goed, als je werk je passie is, dan wil je dat ook op sociale media delen. Niemand wordt graag gestalkt, maar dat is niet alleen een angst van wetenschappers, maar ook van politici. Het voordeel is dat je als wetenschapper een betrouwbare bijdrage kunt leveren aan discussies.”
Als epidemioloog krijgt Zeegers in deze tijden van corona vaak vragen over vaccinaties. “Je ziet dat de samenleving steeds meer gebruik maakt van wetenschap. En de studies die in de media passeren, kan ik in perspectief plaatsen. Ik vind dat mijn plicht.”
Vele waarheden
Nieuwe vraag uit de zaal, aldus Dekker. “We hebben de mond vol van objectiviteit, waarheid, onafhankelijkheid. Waarom geven we niet gewoon toe dat dit niet bestaat? Is het in stand houden van de pretentie niet gevaarlijker dan toegeven?”
Offermans: “Ik snap wat hier wordt bedoeld, maar ik denk dat de wetenschappelijke zuiverheid en analyse het verschil maken. Zijn er één of vele waarheden, over die vraag kun je lang debatteren, maar zolang je de werkelijkheid academisch benadert is het prima.”
Zeegers: “Objectiviteit bestaat inderdaad niet, iedereen is bevooroordeeld, dat denk ik ook. Maar dat betekent niet dat we niet meer op onze wetenschappelijke methoden kunnen vertrouwen.”
Wereldvrede
Dat wetenschappers ijveren voor een goede zaak vindt Offermans prima, maar liever niet op hetzelfde terrein waarop ze onderzoek doen. “Ik zou dat scheiden.”
Dat lukt niet altijd, zegt Martens. “In een interview word je toch vaak op beide rollen aangesproken. Maar waarom zou je je intellectuele kracht niet gebruiken als activist? Ieder zijn eigen expertise, en als dat gezag oplevert, waarom niet?”
Einstein is daar een goed voorbeeld van, zegt Dekker. “Een groot natuurkundige, maar wat wist hij nou van de wereldvrede, waar hij zich zo voor inzette?”
Martens: “Wat weet Leonardo DiCaprio van klimaatverandering? Maar toen hij daar een paar jaar geleden een speech over gaf, gebeurde er iets. Hij heeft in ieder geval meer bereikt dan ik en mijn collega’s met al onze vakartikelen. Want de klimaatboodschap, die nu gemeengoed is, probeerden wij dertig jaar geleden al aan de man te brengen. Niemand luisterde toen, heel frustrerend.”
Eerlijk
Volgende vraag: hoe belangrijk is objectiviteit en onafhankelijkheid als ondertussen de planeet in brand staat?
“Het illustreert hoe impopulair mijn stellingname is”, zegt Offermans. “Maar er zijn alternatieven. Je kunt je ook opstellen als een eerlijke beurshandelaar, en alle opties en scenario’s laten zien vanuit wetenschappelijk perspectief. Daar hebben beleidsmakers veel baat bij.”
Maar hoe houd je jezelf op het eerlijke pad, vraagt Dekker.
Martens: “Mijn ervaring is dat zo goed als alle onderzoekers eerlijk zijn.”
Dekker: “Uit een enquête bleek onlangs dat 52 procent van de onderzoekers toegeeft niet altijd volledig integer te zijn. Hoe kan een universiteit eerlijkheid stimuleren?”
Zeegers: “Dan moet je ook naar de cultuur kijken, en daarbij spelen bijvoorbeeld zaken als werkdruk een rol. Maar buitengewoon belangrijk is dat je als onderzoeker een goede mentor bent en het goede voorbeeld geeft aan je promovendi. Er zijn trouwens ook survey’s waaruit blijkt dat 98 procent van de wetenschappers integer is. Onderzoekers zijn, denk ik, goede mensen.”
Vereerd lid te zijn van de KNAW commissie Planetary Health die gaat inventariseren welke wetenschappelijke kennis er nodig is op het gebied van planetary health en welke prioriteiten voor kennisontwikkeling er liggen voor Nederland.
Planetary health is de interdisciplinaire benadering van het verband tussen de gezondheid en welzijn van mens en dier en de ‘gezondheid’ van de aarde. Het gaat daarbij om klimaatverandering en verlies van biodiversiteit maar bijvoorbeeld ook om grootschalige milieuvervuiling, ontbossing, erosie en andere door de mens veroorzaakte veranderingen die gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Die risico’s zijn onder meer infectieziekten, problemen met voedsel- en drinkwatervoorziening, migratie en conflict en mentale gezondheid.
Honored to be a member of the KNAW (The Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences) Planetary Health committee, which will inventorize the scientific knowledge needed in the field of planetary health and the priorities for knowledge development for the Netherlands.
Planetary health is the interdisciplinary approach to the link between the health and well-being of human and non-human animals and the ‘health’ of the earth. This concerns climate change and loss of biodiversity, but also, for example, large-scale environmental pollution, deforestation, erosion and other man-made changes that entail health risks. Those risks include infectious diseases, problems with food and drinking water supplies, migration and conflict, and mental health.
Onze gezondheid is afhankelijk van biodiversiteit. Wij zijn afhankelijk van ecosystemen en de diensten die deze ecosystemen aan ons geven. Gezondheid van dieren, mensen en planten hangt met elkaar samen. Het één kun je niet los zien van het andere. Duurzaamheid en dieren hebben alles met elkaar te maken.
Bekijk hier het interview wat ik onlangs had met de Nicolaas G. Pierson Foundation over mens-dierrelatie, zoönosen en de COVID-19 pandemie.
Climate change poses serious challenges for humans around the world. Global warming is perceived as one of the biggest global health risks of the twentieth century which could have a range of effects on human health. Global warming is thought to have an impact on vector-borne disease, water-related disease, heat- and cold- related deaths, allergies, air pollution and malnutrition. The projected increases in extreme climate events such as floods, droughts, and possible intense tropical cyclones could also have wide ranging direct and indirect effects on health. Although the effect of climate change will be experienced worldwide, its impact will not be evenly distributed among people. In low income countries, climate change is believed to further exacerbate existing vulnerability to disease and food security risks, as their populations are, for instance, more reliant on agriculture, more vulnerable to droughts and have a lower adaptive capacity. As climate change can be seen as an amplifier of existing and emerging health risk, it might increase health inequalities and is likely to widen the health gap between rich and poor.
If you’d like to know more about the causes and implications of climate change, then register here for the fall evening edition for this course at Maastricht University before October 15.
Het rapport van de Universiteit van New South Wales (UNSW) in Australië, deze week gepubliceerd in Nature Communications, kopt ‘Wetenschappers waarschuwen voor Overvloed’. Ze analyseerden eerdere wetenschappelijke studies die de relatie bekeken tussen rijkdom, economie en de impact daarvan op verschillende maatschappelijke fenomenen. Hun conclusie is duidelijk: technologie zal ons een heel eind op weg helpen, maar enkel als we bereid zijn om onze huidige levensstijl en economische systeem verregaand te veranderen.
Het is duidelijke dat de oude manier van economisch denken zijn langste tijd heeft gehad. De grijze economie, gebaseerd op de theorieën van onder andere Milton Friedman met een sterk geloof in de efficiëntie van de private sector en het marktmechanisme, ligt mede ten grondslag aan wereldwijde milieuproblemen als biodiversiteitsverlies en klimaatveranderng.
Een van de huidige veel genoemde oplossingen is die van een transitie naar een groene economie. De kern van een nieuwe, groene economie is het schoon en veilig produceren en consumeren van goederen, materialen en energie. Een groene economie is circulair, wat betekent dat afval de grondstof vormt voor nieuwe producten. Een groene economie is ‘biobased’, wat wil zeggen dat we geen aardolie meer gebruiken, maar groene grondstoffen op basis van planten en restproducten. Een groene economie is echter een illusie. Als we efficiënter produceren, maar er tegelijkertijd twee keer zoveel van produceren omdat het groei-dogma nog steeds overheerst, is het uiteindelijke plaatje altijd minder duurzaam dan daarvoor. De groene, circulaire economie heeft nu ook nog andere ernstige tekortkomingen: we vragen consumenten om meer te betalen voor in het algemeen minder kwaliteit, en we vragen geldschieters om meer te investeren voor minder rendement – en hopen dat dit in de toekomst verandert. Daarnaast zijn veel van de met dollar of euro tekens in de ogen geïnvesteerde bedragen in duurzame aandelen ook grotendeels verdamp.
Een blauwe economie dan, zoals voorgesteld door Gunter Pauli? Pauli ontwikkelde vanaf eind jaren 90 het idee van een blauwe economie. Geïnspireerd op ecosystemen creëert de blauwe economie door cyclische productie – daar hebben we het weer – uit ‘afval’ voedsel, inkomen en banen. Vergelijkbaar met het ‘cradle-2-cradle’ denken dus.
De kern van zowel de groene- en blauwe economie is dat duurzaamheidsproblemen met innovatieve, technologische verbeteringen kunnen worden opgelost, zonder dat we onze levensstijl drastisch hoeven aan te passen. Er wordt vooral naar oplossingen gezocht in met name de techniek, en niet in bijvoorbeeld de maatschappelijke of culturele hoek, en de associatie met groei, geld verdienen, en een voortzetting van ons consumptie gedrag is duidelijk aanwezig. Ook blijven de gevolgen van groene- of blauwe economische systemen voor transport (demontage en hergebruik van producten leiden tot meer vervoer) en energiegebruik (recycling kost veel energie) daarbij doorgaans onderbelicht.
Dat een groene of blauwe economie leidt tot duurzame uitkomsten staat dus allerminst vast. Hoe afvalstromen zo kunnen worden geleid dat ze precies in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste plaats als ‘voedsel’ voor andere processen kunnen dienen, met een gering beroep op transport en energie, is een open vraag. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe de bijna inherente groei van de technosfeer kan worden beperkt.
Duidelijk is dat denken in welke economische kleur niet werkt. We moeten af van het denkbeeld dat ‘winst’ automatisch ‘meer geld’ betekent, en dat ‘groei’ alleen ‘economisch’ kan zijn. We moeten beseffen dat we mens en milieu boven winst en kapitaal moeten stellen. Beter zou zijn het gehele economische denken te vervangen door een denkwijze dat de complexiteit van onze huidige maatschappelijke en milieuvraagstukken onder ogen durft te zien. Duurzame ontwikkeling dus.
“We hebben hier al tientallen jaren voor gewaarschuwd”
Covid-19, de derde uitbraak van een coronavirus in 20 jaar, was niet bepaald onvoorspelbaar. Hoogleraar Pim Martens, die wetenschappelijke kennis en dierenrechtenactivisme probeert te combineren, legt uit hoe zoönosen, besmettelijke ziektes die van dieren op mensen kunnen overspringen, de complexe onderlinge samenhang aan het licht brengen tussen ons welzijn en hoe we met dieren omgaan.
“Het was vreemd – ik had geen idee. Zelfs toen de eerste rapporten verschenen, was ik er vrij zeker van dat ze het beperkt zouden weten te houden tot de provincie…” Hoogleraar Sustainable Development Pim Martens was eind vorig jaar in China op uitnodiging van Bingtao Su, zijn voormalige PhD-student bij de Universiteit Maastricht. Als gastdocent gaf hij twee weken lang colleges aan de Shandong Universiteit en de Chinese Academie van Wetenschappen.
Onder zijn leiding had Su de Chinese visie op dierenwelzijn bestudeerd, in vergelijking met Nederland en Japan. Door middel van enquêtes hadden ze data verzameld over factoren als leeftijd, geslacht en religie in relatie tot de opvattingen over dieren. Hij begeleidt nu ook PhD- en MSc-studenten die soortgelijk onderzoek doen in Indonesië en Spanje.
Chinese opvattingen over dieren
“Duurzaamheid is ondervertegenwoordigd in de Chinese wetenschap, maar ze halen graag expertise in huis, vooral geïntegreerde visies op interdisciplinaire duurzaamheidswetenschap.” Duurzame relaties tussen dieren en mensen liggen in China enigszins gevoelig: behalve dat het om enorme bedragen gaat, bestaat het geloof in de medicinale krachten van de organen van zeldzame dieren nog altijd, en ligt terughoudendheid met betrekking tot openlijke kritiek in de cultuur besloten.
“China is een gigantisch en zeer divers land, dus het is moeilijk om te generaliseren – dat is ook iets dat uit het onderzoek naar voren kwam. Het klopt dat ze veel meer verschillende dieren eten dan wij, hoewel je ook kunt beweren hoe verrassend weinig dieren we in West-Europa eten…” Hoe het ook zij, velen vermoeden dat de wet markets, waar veel verschillende soorten dieren dicht bij elkaar gehouden worden, de oorsprong zijn van covid-19.
Vlees, melk en grondstoffen
Steeds meer dieren zitten dicht op elkaar gepakt in onhygiënische of juist uiterst hygiënische (antibiotica, enz.) omstandigheden, om tegemoet te komen aan de stijgende vraag naar dierlijke proteïnen in de dichtbevolkte steden. Vanwege de behoefte aan ruimte en grondstoffen worden de woongebieden van dieren, zoals regenwouden, steeds verder aangetast, wat omgekeerd tot effect heeft dat meer mensen in contact komen met meer exotische diersoorten. Tel daar het intensieve internationale reizen – van zowel mens als dier – bij op en voilà: prima omstandigheden voor zoönose.
Het overspringen van ziektes van dieren op mensen is natuurlijk niet helemaal te voorkomen. “Het gaat om waarschijnlijkheid. Als we allemaal veganistische dierenrechtenactivisten zouden zijn, zou er zich nog steeds een zoönotische pandemie kunnen voordoen, maar de kans daarop zou oneindig veel kleiner zijn.” Covid-19 kwam ook niet uit de lucht vallen. “Wetenschappers zitten al tientallen jaren te wachten tot dit gebeurt – het was altijd een kwestie van wanneer, niet van of.” In de afgelopen 20 jaar zijn er verschillende zoönotische epidemieën geweest; bij enkele daarvan ging het om corona.
Zoönose dichter bij huis
Volgens Martens is een West-Europese bron van een zoönotische ziekte ook niet ondenkbaar. Neem bijvoorbeeld Nederland, een dichtbevolkt land met een intensieve veesector met grote aantallen dieren: iedere dag worden er meer dan 1,5 miljoen dieren geslacht, nadat ze een leven lang op elkaars lip hebben gezeten. De bevolking is binnen de landsgrenzen zeer mobiel en Schiphol is een van de drukste luchthavens van Europa.
Martens brengt de uitbraak van de Q-koorts in 2007 in herinnering, een tamelijk zeldzame maar verwoestende ziekte, die van vee kan overgaan op mensen. De Nederlandse autoriteiten hadden moeite met het tegengaan en het monitoren van de ziekte. Het aantal slachtoffers, dat oorspronkelijk op 25 lag, wordt inmiddels geschat op tegen de 100. De verspreiding van Q-koorts werd uiteindelijk beperkt door massale ruiming (voor de duidelijkheid: van geiten en schapen) en door de ontwikkeling van een vaccin voor dieren.
Meer respect voor de natuur
“De oplossing ligt in meer respect voor de natuur: stoppen met de veehouderij op industriële schaal, ontbossing, wet markets, enzovoorts. Dat zou ook de aanpak van de klimaatverandering ten goede komen – vergeleken bij de gevolgen daarvan is covid-19 een lachertje.” Martens’ eigen bijdrage aan de wetenschap – samen met vele andere internationale wetenschappers – is het bestuderen van de complexe interacties tussen mensen, dieren en de natuur, onder andere door het ontwikkelen van wiskundige methodes om de verspreiding van zoönosen te simuleren. Maar hij hoopt ook dat hij zijn steentje kan bijdragen aan mentaliteitsverandering.
Het deed hem zeker goed om te zien hoeveel studenten zijn colleges in China bijwoonden en hoe geïnteresseerd en goed geïnformeerd ze zijn. “Je kunt zien dat er een culturele verandering gaan is onder jonge, goed opgeleide mensen in stedelijke gebieden.” Samen met Su wil hij nu het originele onderzoek herhalen om uit te zoeken of de uitbraak van covid-19 de opvattingen over dierenwelzijn in China zijn veranderd.
Dat moet toch haast wel? Martens heeft zijn twijfels, gelet op het publieke en politieke discours. “Natuurlijk, economisch herstel is heel belangrijk, maar ik hoop echt dat we niet in no time terugvallen in de oude patronen, zonder het onderliggende probleem gefikst te hebben.” Met een zucht voegt hij eraan toe: “Als we niks geleerd hebben van deze pandemie, dan misschien van de volgende…”
Door: Florian Raith. Zie origineel bericht op UMnieuws.