Proefdieren passen niet bij een duurzame universiteit

April 4th, 2019

Proefdieren passen niet bij een duurzame universiteit

Observant

In 2021 zal in Randwijck een nieuwe proefdiervoorziening worden geopend van de Universiteit Maastricht, het biomedisch centrum (BMC). Vorige week werd de bouwvergunning aangevraagd. Onbegrijpelijk, vindt Pim Martens, hoogleraar duurzame ontwikkeling aan de UM. Dieren hebben emoties, voelen net als mensen angst en verdriet. Hoe onethisch is het om ze te gebruiken als proefdier?

Elke universiteit die zichzelf een beetje respecteert, noemt zich tegenwoordig ‘duurzaam’. Ook de Universiteit Maastricht doet haar best om zo duurzaam mogelijk te zijn, respectvol om te gaan met haar medewerkers en kritisch te zijn over de gevolgen die haar handelen voor het milieu heeft. Ook onze studenten roeren zich. Tijden de klimaatmars in Maastricht waren ze met velen en lieten hun zorgen over hoe er met de natuur wordt omgegaan luid en duidelijk horen.

Respect voor de natuur in zijn algemeenheid en respect voor dieren hangen met elkaar samen. Gandhi zei het al: ‘De beschaving van een volk is te meten aan het respect waarmee ze met hun dieren omgaan’. Duurzaamheid draait dus om de vraag hoe begaan mensen zijn met de wereld waarin, en de dieren waarmee ze leven. Dierzaamheid dus. Onze universiteit houdt zich echter niet veel bezig met dierenwelzijn. Een paradox want aan de ene kant wordt er geroepen “laten we meer vegan lunches eten”, en aan de andere kant “dierproeven zijn noodzakelijk”. Alhoewel het proefdiergebruik in Nederland gestaag vermindert – ook aan de UM overigens –  en de Nederlandse overheid het proefdieronderzoek wil afbouwen, gaat de UM een nieuw proefdierencentrum van vier etages bouwen. Ik kon het dan ook niet laten om te twitteren: “Kan je als CvB nog zoveel vegan lunches eten, en als Universiteit roepen dat je duurzamer wilt worden, als @MaastrichtU investeert in een centrum voor dierproeven, houdt het op.” Een toelichting.

Een soort automaten

Zoals het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) al eerder adviseerde, is het voor de transitie naar proefdiervrij-onderzoek nodig afscheid te nemen van bestaande denkwijzen en praktijken. NCad maakt zich dus sterk voor een paradigmaverandering dat inzet op proefdiervrije innovaties. Voor het wettelijk voorgeschreven onderzoek (o.a. verplichte veiligheidstesten voor chemische stoffen, voedselingrediënten, bestrijdingsmiddelen en (dier)geneesmiddelen), ziet het NCad mogelijkheden om het proefdiergebruik sterk te verminderen. Ook voor wetenschappelijk- en preklinisch onderzoek kan het aantal proefdieren sterk gereduceerd worden. De Universiteit Maastricht, als jonge dynamische universiteit, is volgens mij uitstekend in staat om zich internationaal te profileren als toonaangevend op het gebied van proefdiervrije innovaties, onderzoek en onderwijs. Zaak is dat er veel actiever en sneller moeten worden ingezet op een proefdiervrije toekomst dan nu het geval is; de investeringen in een nieuw gebouw zullen de transitie naar proefdiervrij onderzoek eerder remmen. Tot zover de ‘zakelijke’ argumenten.

Een veel belangrijker argument om het gebruik van proefdieren sterk te verminderen, en zelfs helemaal te stoppen, is het feit dat steeds meer modern wetenschappelijk onderzoek, zoals de neuropsychologie, aantoont dat dieren, net als wij, emoties hebben, en op een vergelijkbare manier angst en verdriet voelen.  We zitten echter nog deels met een erfenis van de Franse wiskundige, geleerde en wijsgeer René Descartes (1596-1650) die stelde dat je dieren zou kunnen beschouwen als een soort automaten, zonder gevoel. Als een dier gilt wanneer je er een mes insteekt, is de kreet het instinct en het geluid dat van een machine.

Antropo-ontkenning

Maar we zijn wijzer geworden. Allerlei eigenschappen die als typisch menselijk worden beschouwd, komen ook in het dierenrijk voor. Zelfherkenning is bij mensapen, dolfijnen, olifanten en zelfs een kraaiachtige aangetoond. Empathie, het je kunnen verplaatsen in de gevoelens van een ander, is diverse zoogdieren niet vreemd, soms zelfs soort overschrijdend. Frans de Waal, de eerste Eugène Dubois-hoogleraar aan onze universiteit, beschreef al in 1979 in Burgers’ Dierenpark dat ook chimpansees elkaar troosten. Later werd dit gedrag ook waargenomen bij onder meer olifanten, honden en knaagdieren. Iedereen die een kat of hond als huisdier heeft, zal ook bepaalde emoties in zijn huisdier herkennen. Zodra je in het gevoelsleven van dieren duikt en ziet hoe intelligent ze zijn, hoezeer zij op ons lijken, dan weet je dat dieren gebruiken als proefdieren onethisch is.

We leven echter in een tijd van antropo-ontkenning, een vrije vertaling van wat Frans de Waal “anthropodenial” noemt: wij, mensen, gebruiken dieren als voedsel, voor kleding, voor amusement, en ook in onze proefdierlaboratoria. Om dit op comfortabele wijze te kunnen doen, moeten we onszelf wijsmaken dat dieren niet dezelfde gevoelens kunnen hebben als die van ons.

De discussie zal dus verder moeten gaan dan de drie V’s (vervangen, verminderen en verfijnen) in onderzoek waarvoor proefdieren nodig zijn. Het heeft te maken met moraliteit, speciesisme (discriminatie op basis van soort), rechtvaardigheid, gedrag. Alhoewel er tot nu toe weinig aandacht is voor onderzoek en onderwijs voor mens-dier interactie aan onze universiteit, laat de belangstelling voor het nieuwe interfacultaire en interdisciplinaire UM-platform over menselijke en niet-menselijke relaties en interacties, HARI, zien dat dit onderwerp breed onder staf en studenten leeft.

Duurzaam betekent innovatief zijn. En keuzes durven te maken die laten zien dat je je sterk maakt voor goede relaties en respect tussen iedereen, ongeacht levens- of geloofsovertuiging, geaardheid, afkomst, sekse, genderoriëntatie – of soort. Als de ambitie is om met onderwijs en onderzoek voorop te lopen, dan is het bouwen van een proefdiercentrum een volgende stap op de duurzaamheidsladder – naar beneden welteverstaan.

Meer pootjes aan het bed

February 13th, 2019

Lees hier het rapport: Meer pootjes aan het bed

In het MUMC+ wordt in samenwerking met de kinderboerderij De Heeg, een programma uitgevoerd (project Beestenboel) waarin verschillende dieren onder supervisie in een speciale ruimte door kinderen uit het ziekenhuis kunnen worden bezocht en geknuffeld. Het is een plezierige en ontspannende ontmoeting voor de kinderen en de kinderen en hun ouders genieten daar erg van. Het programma, dat uitgevoerd wordt door professionals en vrijwilligers, biedt uitstekende mogelijkheden om te onderzoeken welke effecten het bezoek van de dieren oplevert voor de kinderen volgens ouders, artsen en andere betrokkenen. De houding van het personeel en ouders ten opzichte van dier-ondersteunde activiteiten en dier-ondersteunde therapieën is cruciaal voor het succes van door dieren gesteunde programma’s. Met dergelijke kennis is het mogelijk om ​​door dieren ondersteunde activiteiten en therapieën in te zetten en de kwaliteit te waarborgen.

Deze pilot studie heeft in kaart gebracht waar volgens ouders, dierverzorgers, stafleden en medici de voordelen en uitdagingen liggen van het huidige programma. Ook heeft het onderzocht of een geprotocolleerd animal-assisted interventie programma met medewerking van de kinderboerderij De Heeg, ouders, staf en andere betrokkenen tot de mogelijkheden behoort en wil het een voorstel doen hoe dit te realiseren.

Op grond van de resultaten van deze studie zou vastgesteld kunnen worden of dit programma zou kunnen worden uitgebreid, verbeterd, veranderd c.q. geprofessionaliseerd. In de diverse Europese ziekenhuizen en vooral in kinderziekenhuizen werden de laatste jaren programma’s gestart met dier-ondersteunde interventies, als onderdeel van behandelprotocollen. Op geprotocolleerde wijze worden in deze programma’s dier-ondersteunde interventies aangeboden op een voor mens/kind, maar ook voor het dier verantwoorde en niet stress-volle wijze.

Dit project kwam mede tot stand  met steun van het Universiteitsfonds Limburg/SWOL.

Laughing dogs and jealous cats?

September 21st, 2017

A public lecture on how we view emotions in animals was held on Thursday 14 September 2017, organised by Museum Boerhaave and the Lorentz Center. With the title ‘Laughing dogs seldom bite?’, it was given by Pim Martens, Professor of Sustainability at Maastricht University, and will examine our attitude to emotions in animals and how these emotions affect us.

Do dogs really look ashamed? Can cats be jealous? Our attitude to the emotions of these animals has changed considerably over time. Scientific evidence for the existence of emotions in animals is stacking up. This will hardly be a surprise for most pet owners: they recognise joy, pleasure and sadness in their pets. And vice versa, they assume that pets recognise their owners’ emotions and adjust their behaviour accordingly. If the owner is sad, the cat or dog will come to comfort them.

In humans, behaviour is guided by emotions. Is this the same in animals? Do they have the same emotions as humans? And can we recognise them? Intense emotional ‘mirroring’ can take place between a pet (or ‘companion animal’) and its owner, including therapeutic interaction. Examples are dolphin therapy for children with autism or Down’s syndrome, and the use of dogs with autistic adults.

Kun jij de emoties van jouw huisdier herkennen?

May 15th, 2017

Iedereen ziet het verschil tussen een blije en een boze hond. Toch? En als je zelf een huisdier hebt is de kans groot dat je zelfs weet wanneer jouw viervoeter verdrietig, medelevend of jaloers is. Dat dénken we tenminste. Hoe goed ben jij in het herkennen van emoties bij jouw hond of kat? En snappen dieren ook hoe wij ons voelen? Pim Martens (Maastricht University) vertelt ons over het herkennen van emoties tussen mens en dier in dit college.

Learning for sustainable development

January 20th, 2015

Presentation at the 3rd GPSS GLI Symposium Tokyo

2015-01-19 09.12.13

It is clear that in making the concept of sustainable development concrete, one has to take into account a number of practical elements and obstacles. There is little doubt that integrated approaches are needed to support sustainable development. Therefore, a new research paradigm is needed that is better able to reflect the complexity and the multidimensional character of sustainable development. The new paradigm, referred to as sustainability science, must be able to encompass different magnitudes of scales (of time, space and function), multiple balances (dynamics), multiple actors (interests) and multiple failures (systemic faults).

The basic qualities that future sustainability scientists will need are: analytical insight, problem-solving qualities and good skills in both verbal and written presentation. No less important is knowledge of the diversity of instruments provided by the various disciplines involved, ranging from mathematics to history, from health sciences to economics. The range of skills needed is so wide that it can only be acquired through interdisciplinary study.

Today’s students will be the business leaders, scientific researchers, politicians, artists and citizens of tomorrow. The extent to which they will be prepared to take decisions in favour of a sustainable future depends on the awareness, the knowledge, expertise and values they have acquired during their studies and in the subsequent years. For this reason, the concepts and themes of sustainability should be integrated into all levels of educational programming. Curricula must be revised so that sustainable development forms a guiding principle throughout the entire period of their studies – and afterwards too. New teaching methods must accompany this ‘learning for sustainable development’.

Full presentation: Learning for sustainable development: the need for new paradigms

Duurzaamheid: een kwestie van gezond verstand

November 24th, 2014

Expeditie duurzaamheid. Het klinkt haast als een opdracht. Verantwoord(elijk) ondernemen zou veeleer vanzelfsprekend moeten zijn. „Om duurzaam te zijn, hoef je echt niet gestudeerd te hebben. Gezond boerenverstand is al voldoende”, betoogt Pim Martens, hoogleraar duurzame ontwikkeling.

Zowat elk bedrijf dat zichzelf een beetje respecteert, noemt zich tegenwoordig ‘duurzaam’. Het predikaat wordt vaak te pas en te onpas gebruikt. „Het lijkt haast alsof je niet meer meetelt als je zo’n stempel niet hebt”, zegt prof. dr. Pim Martens van de Universiteit Maastricht. Hij wijst ook op een inflatie aan Awards, allerlei ranglijsten. Duurzaam-zus, duurzaam-zo. „Het begrip is een doel op zich geworden. Dat gaat ten koste van de inhoud. Da’s jammer.”

Duurzaamheid op de agenda en het netvlies. Nu nog de implementatie. „Het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) heeft de laatste jaren bij bedrijven aan populariteit gewonnen”, aldus Pim Martens. „Voor de grote is het hebben van een goede mvo-strategie zelfs essentieel.” Beursgenoteerde ondernemingen als ABN Amro, Akzo, DSM, Unilever, Philips, Numico, TNT trekken de kar. Ze sloven zich al jaren uit om meer te doen voor milieu en maatschappij. Om waarde te creëren voor aandeelhouders, maar ook afnemers, klanten en eigen personeel. Duurzaamheid is hun ‘licence to operate’. Ze houden zich aan eisen van overheid en maatschappelijke organisatie en gaan zelfs vaak nog een flinke stap verder.

Aan de onderkant van de piramide is er echter nog een wereld te winnen. „Daar is het soms gerommel in de marge. Vaak goed bedoeld overigens.” Het ontbreken van tijd en budget wordt als belangrijk knelpunt ervaren. Initiatieven vinden veelal ook ad hoc plaats. Er worden geen onderlinge verbanden gelegd, waardoor minder efficiënt wordt gewerkt en initiatieven eerder stranden. Soms ook wordt mvo verward met liefdadigheid. „Mvo is echter nooit af, het is een continu proces.”

Duurzaamheid was vroeger een uniek sellingpoint. „Tegenwoordig zijn er speciale managers, ja zelfs hele afdelingen die zich met het thema bezighouden. Grote bedrijven als DSM kunnen zich dat ook veroorloven. Aan de andere kant: als je redelijk milieuverontreinigend bent, dan kun je natuurlijk ook heel duurzaam zijn.”

Duurzaamheid moet je doen. Hoort bij fatsoen. Martens vindt dat grote bedrijven en overheden anderen een handje moeten helpen. „Goed gedrag stimuleren. Dat mag allemaal nog wat sterker.” Vaak slaat men door naar het gewin. „Milieuwinst is meetbaar. Wat ik sterk mis is de sociale duurzaamheid. Je moet ook een partner zijn voor de regio. Gedacht wordt dat duurzaamheid geld kost. Een misvatting. Nadenken over duurzaamheid kost energie. Daar begint het mee. Het begrip wordt vaak te complex gemaakt; te zwaar aangezet. Meestal is gezond boerenverstand al voldoende.”

Vooral de jonge generatie vindt alleen winst maken erg eenzijdig. Zij vinden dat een bedrijf ook maatschappelijk iets moet bijdragen. Pim Martens vindt dat vanzelfsprekend. „Het is toch raar dat bedrijven die minder winst maken, gaan bezuiningen. Mensen ontslaan. Dan denk ik: hè? Dat is krom. Dan zit er toch iets fout in ons economisch denken. Ze doen dan echter alleen maar om de aandeelhouders te plezieren. Daar zit volgens mij een groot probleem. Ik denk dat het systeem van het aandeelhouderschap op de schop moet.”

Het zijn met name de vele kleine bedrijven die nog met de implementatie van duurzaamheid worstelen. „Ik kom zelf uit de gezondheidshoek. Eigen gezondheid en welbevinden zijn de hoekstenen van duurzaamheid. Het gaat uiteindelijk om ons mensen. Om gedrag. Een cultuuromslag klinkt wat hippie-achtig. Maar waarom moet de economie altijd groeien? Waarom niet minder gaan werken. Je verdient weliswaar iets minder. Maar is dat erg? Er komen wel meer mensen aan het werk. Bedrijven moeten af van die voortdurende winstmaximalisatie Je bent al goed bezig als bedrijf als je op verantwoorde wijze een product maakt. Probeer te leren van mekaar, ook van fouten.”

Er is volgens Martens nog een lange weg te gaan. „Nederland scoort nog goed op duurzaamheidsladder. Wel steeds minder hoog. Discussies over schaliegas ja of nee, en over gesjoemel met subsidies voor windturbines zijn niet zo handig. Ze werken contraproductief; vreten aan het vertrouwen.”

Martens vindt het onderhand tijd voor een minister ‘duurzame ontwikkeling’. „Stimuleer en faciliteer. Blijf vooral ook kritisch. Betrek in alles de paragraaf duurzaamheid. Zoals dat bijvoorbeeld is gebeurd rondom de aanbesteding van de A2-Traverse in Maastricht.”

Duurzaam betekent ook innovatief zijn. „Nieuwe regelgeving stimuleert nu niet echt. Hervorm de belastingen zo, dat je duurzaamheid beloont en milieubelasting extra belast.”

Duurzaamheid. Het is en blijft een complex en veelzijdig begrip. Iedereen geeft er vanuit zijn eigen perspectief inhoud aan. „Het dilemma: we zijn er met zijn allen verantwoordelijk voor. De een wat meer dan de ander. Spreek me mekaar er voortdurend op aan. We zijn met zijn allen langzaam op de goede weg. Een stuk verder in elk geval dan pakweg tien, twintig jaar geleden. Maar er mag nu onderhand wel weer een versnelling in komen.”

De doos van Pandora

November 20th, 2014

Presentatie Dierzaamheid

“Dit weekend is vastgesteld dat de vogelgriep bij een pluimveebedrijf in Hekendorp de hoog pathogene variant blijkt te zijn. De hoog-pathogene variant van vogelgriep is zeer besmettelijk voor gevogelte. Voor kippen is deze variant dodelijk. Vogelgriep is een zoönose, wat betekent dat de besmetting van dier op mens kan worden overgebracht.”

Overal ter wereld lijken dieren ten prooi gevallen te zijn aan ziekmakende en dodelijke virussen en bacteriën. Uit voorzorg, paniek en exportbelang worden miljoenen beesten afgemaakt, en dit gaat al enkele jaren zo. Zo zijn er de afgelopen veertien jaar  in Nederland meer dan veertig miljoen zieke én gezonde dieren geruimd. Denk maar aan de uitbraken van varkenspest, BSE, MKZ, en Q-koorts en vogelgriep.

De angst voor de uitbrak van een dodelijk virus heeft niet alleen een economische achtergrond. Veel ziektes waar mensen mee te maken hebben zijn ooit overgesprongen van dier op mens. Mazelen van runderen, kinkhoest van varkens en aids van apen. Een nieuwe overstap van een varkens-eenden-kippenvirus naar de mens, is het schrikbeeld van iedere viroloog.

Mens en dier zijn altijd al geteisterd geweest door virussen en bacteriën. Maar de toename van het aantal nieuwe infectieziektes baart veel wetenschappers nu toch wel grote zorgen. De afgelopen jaren zijn daar al een paar ernstige voorbeelden van geweest. Sars, de gekke koeienziekte en de Q-koorts zijn allemaal menselijke ziektes met een dierlijke oorsprong. Vooral op plaatsen waar mensen en dieren dicht bij elkaar wonen, is het gevaar dat ziektes van de ene op de andere soort overspringen groot.

Is met deze onrustbarende toename nu de doos van Pandora op een kier gezet? Dat zal allemaal wel meevallen. Denkt men, verwacht men, hoopt men. Tal van ziektes worden niet voor niets scherp in de gaten gehouden, of  (soms) op tijd in de kiem gesmoord. Maar het is de vraag of dat allemaal wel zal lukken. Het angstige nu is dat het erop lijkt dat we een wereld ingericht hebben, waar virussen en bacteriën eerder en sneller van dieren op mensen overspringen, en het is ook zeker geen toeval dat we de afgelopen jaren uitbraken hebben gehad van de varkenspest, Q-koorst en de gekke koeienziekte, en nu weer de vogelgriep

Duidelijk is dat deze eeuw een levensgevaarlijk griepvirus een of meerdere keren de kop zal opsteken. De vraag is hoe lang het zal duren voor een volgende pandemie van een dodelijke ziekte zal plaatsvinden. Belangrijker is echter het feit dat regeringen en de farmaceutische industrie niet of onvoldoende zijn voorbereid op een eventuele uitbraak. Het ‘ruimen’ van dieren is slechts een gebrekkige maatregel achteraf.

Nederland is ook een risicoland. In ons land leven miljoenen melkkoeien, varkens en kippen, dicht bij mensen. Het voordeel is dat Nederland een redelijk goede diergeneeskundige zorg heeft en streng ziek dieren controleert bij een uitbraak van een besmettelijke ziekte. Maar Nederland is ook het land met de grootste veedichtheid ter wereld. Bovendien importeren en exporteren we grote hoeveelheden vee over internationale grenzen. Zolang we teveel dieren op een te kleine ruimte blijven houden is dan ook slechts een kwestie van tijd voor een nieuwe grootschalige uitbraak van een zoönose plaats zal vinden.

Het trieste is dat het ruimen van de dieren in het huidige onduurzame systeem weer noopt tot het snel aanvullen ervan om de economische verliezen te compenseren. Zo gaan we in plaats van het systeem drastisch te herzien verder naar een lock-in situatie – meer van hetzelfde dus. Een verschuiving naar een duurzame manier van het houden van vee kan alleen plaatsvinden als we het welzijn van het dier (en dus hiermee ook de mens) als voornaamste doel niet zien, en niet het economisch gewin.

Dierenonderzoek zet duurzaamheid op de kaart

October 27th, 2014

Interview in English

MUM 15 Pim Martens2_89A9602

Dierenonderzoek zet duurzaamheid op de kaart

We gunnen dieren in de dierentuin een grote leefruimte, maar willen ze wel kunnen zien als we betalen voor een kaartje. We eten graag vlees, maar worden liever niet geconfronteerd met beelden van megastallen. We zijn zelf vegetariër, maar hebben een grote hond die vlees eet. “Mensen hebben boter op hun hoofd”, zegt prof. dr. Pim Martens, hoogleraar Duurzame Ontwikkeling. Sinds kort bestudeert hij vanuit ICIS (het UM-duurzaamheidsinstituut) de rol van dieren in onze samenleving. “Via dieren kun je de duurzaamheids- discussie aansprekend op de kaart zetten.”

Gandhi zei het al: ‘De beschaving van een volk is te meten aan het respect waarmee ze met hun dieren omgaan’. Duurzaamheid draait wat Pim Martens betreft om de vraag hoe begaan mensen zijn met de wereld waarin ze leven. “Dieren vallen in deze discussie vaak buiten de boot.” Hoog tijd om dat te veranderen, vond hij. Zijn onderzoek naar ‘dierzaamheid’ speelt zich af op verschillende terreinen. Enerzijds bestudeert hij de emoties van huisdieren en de mate waarin hun baasjes deze herkennen en zich verbonden voelen met hun huisdier. Anderzijds onderzoekt hij de rol van dierentuinen vanuit verschillende perspectieven. Daarnaast bestudeert hij met wiskundige modellen zoonoses (ziektes die van dieren op mensen overgedragen worden) in combinatie met klimaatverandering, en staan er nog wat projecten op stapel, zoals het ontwikkelen van een ‘animal happiness index’ en onderzoek naar de ecologische ‘pootafdruk’ van dieren.

Overweldigende respons
De respons op het onderzoek naar emoties bij huisdieren was overweldigend, vertelt hij enthousiast. “We hoopten op zo’n driehonderd ingevulde enquêtes en bijbehorende foto’s waarop de eigenaren een emotie van hun huisdier vastlegden. We kregen er ruim duizend. Waaronder ook minder bruikbare foto’s en berichten, die vooral illustreren hoe gehecht Nederlanders zijn aan hun huisdier.” Ten tijde van het interview zijn de statistische analyses van de data in volle gang, Martens hoopt op twee publicaties in het najaar. “Bijvoorbeeld over de verschillen tussen mannen en vrouwen in de mate waarin ze emoties van hun huisdieren herkennen. Wat we ook zien is dat mensen denken dat dieren hun emoties delen, zoals blijdschap of verdriet. Hoe sterker ze zich verbonden voelen met hun huisdier, hoe sterker ze dat voelen.” Hij hoopt ook bij de huisdiereigenaren thuis te kunnen gaan onderzoeken hoe happy de dieren echt zijn.

Dierentuin dilemma’s
“Ook in dierentuinen zou ik in samenwerking met verzorgers graag in kaart brengen hoe gelukkig de dieren zijn.” Tot nu toe inventariseerden hij en zijn collega’s welke rol duurzaamheid heeft in de dierentuin in Kerkrade en hoe bezoekers en medewerkers daar tegenaan kijken. In de toekomst hoopt hij samen met het Gaiapark in Kerkrade te sparren over hoe het duurzamer zou kunnen. “Dierentuinen, ook die in Antwerpen waarmee we in gesprek zijn, zoeken naar hun rol voor de toekomst. Ik geloof in hun oprechte goede bedoelingen op het gebied van dierenwelzijn, maar ze kampen met dilemma’s. Jonge leeuwtjes trekken meer publiek dan vijf tandeloze exemplaren. Maar om inteelt te voorkomen worden er vaak dubieuze keuzes gemaakt, zoals in maart in een Deense dierentuin, waar een paar jonge en oudere leeuwen werden afgemaakt om plaats te maken voor een nieuw, volwassen mannetje. Dierentuinen claimen hun rol in educatie, maar op het gebied van educatie over duurzaamheid is er nog veel te winnen, zo bleek uit onze analyse bij het Gaiapark.” Hij beseft dat het een fundamentele ethische discussie is: wil je dieren in gevangenschap houden voor je eigen plezier, of niet? “Ik weet niet of het haalbaar is, maar in mijn ideale wereld zijn dierentuinen plaatsen waar je bedreigde diersoorten kweekt, om ze in de natuur uit te zetten. Maar dat is dan waarschijnlijk geen park waar je mensen toelaat. Hoe verenig je de belangen van mens en dier het beste? Dat is bij uitstek een duurzaamheidsvraagstuk dat prima past in een inter- en transdisciplinair instituut als ICIS.”

Denken stimuleren
Zijn belangrijkste doel is de duurzaamheidsdiscussie levend te houden. “Ik hoop mensen te stimuleren erover na te denken. Wat duurzaam is en wat niet, dat is geen zwart-witverhaal. Ik zeg: Wees je bewust van bepaalde keuzes en wat die betekenen voor de wereld. Daar is nog veel in te winnen, ook al lopen we in Europa en Amerika voorop met bijvoorbeeld dierenwelzijn. Maar ook hier is het vaak verre van ideaal” Alhoewel het dierzaamheidsonderzoek nog in de kinderschoenen staat, en hij ook niet alle antwoorden heeft, mengt hij zich toch in het publieke debat over dit soort zaken. Zo publiceerde Trouw in april zijn opiniestuk , getiteld ‘De dierentuin heeft zijn langste tijd wel gehad’. “Ik snap ook dat dierentuinen zullen blijven bestaan, ook omdat het commerciële ondernemingen zijn. En ik weet niet hoe je in de praktijk zou moeten realiseren dat daar dieren worden gefokt en gehouden die daarna de wildernis in moeten. Maar zolang je aangeeft waar de vragen en onzekerheden zitten, die bij een thema als duurzaamheid altijd aanwezig zijn, kun je als wetenschapper best je mening geven. Ik denk na over deze onderwerpen, daar word ik voor betaald als wetenschapper, dus dat wil ik niet alleen uiten in wetenschappelijke publicaties. Dat sommige topwetenschappers op het gebied van dieren en emoties geen uitspraken willen doen over dieren in de bio-industrie, heb ik nooit begrepen.”

Pim Martens holds the chair ‘Sustainable Development’ at ICIS, Maastricht University. He founded AnimalWise, a “think and do tank” integrating scientific knowledge and animal advocacy to bringabout sustainable change in our relationship with animals. www.animalwise.info

The sustainable zoo

June 20th, 2014

After killing Marius Giraffe and four lions in the zoo of Copenhagen, the Longleaf Safari and Adventure Park in Britain killed six lions including four cubs. Now the zoo of Bern in Switzerland killed a healthy baby-bear. These actions stress the need to look critical at role of zoos.

The past centuries zoos have had varied roles in society: they evolved from collectors of animals to science centers, from recreational attractions to advocates for the conservation of species. Recent years, modern zoos have taken on a new role: advocating sustainable development.  In the last half century a global zoo community has been formed that tries to support nature and biodiversity protection through in-situ and ex-situ breeding projects. Furthermore, modern zoos try to connect their visitors  with nature and animals, and increase the public’s ecological awareness through  educational messages.

Despite these developments, the question remains what the ‘raison d être’ of the modern zoo should be? With increasing focus on international biodiversity issues, Western zoos try to find a role in the protection of (endangered) species, directly or indirectly through their educational programs .But there is little or no evidence that zoos play an essential role in the conservation of species and their educational potential is mainly restricted to a select group of people. In his novel ” Zoo Story; Life in the Garden of Captives “, the French journalist and author writes that the existence of zoos confirms our perceived dominance over other species. The opposite view is that the zoo is a place to connect people with nature, and is central in promoting sustainable development.

It remains difficult. Zoos are commercial enterprises, seeking to entertain a demanding public. At the same time they have to spend time and money for conservation purposes . Furthermore, visitors like to see the animals close-up , but the animal – visitor interactions are not always optimal for the welfare of the animals.  If at zoos animals instead of people would be put central, they would look very different. It’s all about conflicting goals.

How can zoos better combine the protection of species while ensuring the quality of life of individual animals ? The fact that zoos today strongly defend their role – not to say looking what happened at the Copenhagen and Bern Zoo and the Longleaf Safari and Adventure Park –  already shows that there is something wrong. Current zoos should better act as a shelter for (protected ) animals in distress that can be placed back in the nature – rather than being a theme park where animals also walk around . The dillema zoos face today is serious and we need to think urgently how to transform zoos over he next 20-30 years into ‘sustainable zoos’ – also from the animals’ perspective.

Pim Martens, Floortje Mennen, Carijn Beumer